BTW-aftrek
Zoals bekend moet de btw-aftrek over bedrijfsmiddelen die ook privé worden gebruikt sinds 2013 verplicht beperkt worden tot het beroepsgebruik. De fiscus publiceerde hierover reeds meerdere beslissingen, waarin zij aan de btw-plichtigen enkele praktische berekeningsmethoden aanreikte, in het bijzonder met betrekking tot bedrijfswagens.
------------------------
De berekeningsmethodes voor de aftrek (op de aankoop, de huur, brandstof, onderhoud en herstelling...) van bedrijfswagens kunnen als volgt worden samengevat.
Methode 1 (i.e. “werkelijk professioneel gebruik”) gaat uit van de volgende formule:
Totaal aantal km’s – woon-werk verkeer (x2) – privé km’s = percentage btw aftrek*
*max 50%
Totaal aantal km’s op jaar basis
[(200 dagen x woon-werk x 2) + forfait van 6.000 privé-km’s] = percentage btw aftrek*
*max 50%
Totaal aantal km’s op jaarbasis
Methode 3 is de forfaitaire methode waarbij de aftrek beperkt wordt tot 35% (i.e. 65% van de btw op de wagenkosten zijn niet aftrekbaar).
Afschaffing van minimumaantal van 4 wagens voor de toepassing van methode 3
Eén van de vereenvoudigingen is de afschaffing van de minimumdrempel van 4 wagens voor de toepassing van het forfait van 35% (methode 3). Ook btw-plichtigen met minder dan 4 wagens kunnen hun aftrek dus op forfaitaire wijze beperken tot 35%.
Voor bestelwagens en pick-ups met enkele en dubbele cabine die bestemd worden voor “gemengd gebruik” dient de (100%) aftrek van btw eveneens beperkt te worden in functie van het privé gebruik (waartoe ook het woon-werkverkeer – zie hieronder - wordt gerekend).
Afzonderlijke criteria werden uitgewerkt voor “fiscale lichte vrachtwagens”, die grosso modo als volgt kunnen worden samengevat.
Bij “onbeduidend privégebruik” (occasioneel of toevallig gebruik) van de lichte vrachtwagen kan men 100% aftrek van de btw in aftrek brengen.
Bij “gemengd gebruik” (zowel beroeps- als privégebruik) van de lichte vracht dient men ofwel te opteren voor:
- Rittenadministratie (naar analogie met methode 1 voor de personenwagens);
-
Een specifiek forfait voor lichte vracht (methode 4) van 85% (15% van de kosten aankoop, huur, brandstof... zijn niet aftrekbaar). Voorwaarde om deze methode toe te passen is dat de lichte vrachtwagen overwegend gebruikt wordt door de belastingplichtige voor goederenvervoer in het kader van de economische activiteit. Hiervoor zal rekening worden gehouden met de feitelijke omstandigheden, in het bijzonder:
- De aard van de economische activiteit van de belastingplichtige waarvan het vervoer van goederen een kenmerkend element is;
- Het type van lichte vrachtwagen (open laadbak, afgesloten laadruimte, aantal zitplaatsen;
- De identiteit van de persoon aan wie het vervoermiddel ter beschikking wordt gesteld.
Wanneer men niet voldoet aan de voorwaarden om voormelde methode van 85% toe te passen, kan men nog terugvallen op het algemeen forfait van 35%.
Er geldt dus geen semi-forfaitaire methode (methode 2) voor lichte vracht. Wel kan op basis van methode 1 (rittenadministratie van de lichte vrachtwagens) een globaal gemiddeld aftrekpercentage voor de vloot lichte vrachtwagens bepaald worden.
Wanneer geopteerd wordt voor het forfait, geldt deze keuze voor ALLE lichte vrachtwagens van de onderneming (behalve wanneer kan aangetoond worden dat het privégebruik onbeduidend is, bvb. lichte vracht die enkel op bedrijfsterreinen wordt gebruikt).
Men kan wel afzonderlijke keuzes maken voor de vloot bedrijfswagens (bijv. combinatie methode 1 en 2) enerzijds en de vloot lichte vrachtwagens (bijv. methode 4) anderzijds.
Wie ervoor kiest om het algemeen forfait toe te passen, moet deze keuze minimaal gedurende 4 kalenderjaren aanhouden.
Woon-werkverkeer = naar de “zetel van de werkgever”
Daar het “woon-werk verkeer” zowel voor wagens als lichte vrachtwagens aanzien wordt als privé kilometers ontstond een acute nood aan een duidelijke definitie. In het bijzonder bij de toepassing van methode 2 was het noodzakelijk om te weten wat “woon-werkverkeer” exact inhield en voor wie het van toepassing was.
De administratie heeft er in dit verband voor geopteerd om als “woon-werkverkeer” te aanzien, de afstand die wordt afgelegd tussen de woon- of verblijfplaats en de maatschappelijke zetel van de werkgever of inrichting (filiaal). Wie zich steeds rechtstreeks van zijn/haar woonplaats naar een klant/leverancier, een werf... verplaatst, heeft bijgevolg geen woon-werkverkeer.
Voor personen die niet als werknemer verbonden zijn met hun opdrachtgever(s), betekent deze definitie der halve ook dat de verplaatsingen die men maakt naar diens kantoor, niet als woon-werkverkeer aanzien dient te worden. Ook vrije beroepers... of mensen die van thuis uit werken hebben geen woon-werk verkeer. Hierdoor kan het woon-werkverkeer desgevallend dus ook nul uitkomen, wanneer men methode 2 toepast. Dit heeft als belangrijkste gevolg dat er geen gedetailleerde kilometeradministratie meer noodzakelijk is en enkel de stand van de kilometerteller op 1 januari en 31 december dient te worden vastgesteld.